hoogstamboomgaard


Kleine Wintervlinder

 

Beschrijving van het insect en levenswijze.

De naam 'wintervlinder' staat in verband met zijn vliegtijd.
Wanneer de andere insecten op rust zijn, komt de kleine wintervlinder te voorschijn.
In het najaar en wel vnl. gedurende de mistige dagen van de maanden oktober en november kruipt de wintervlinder uit de grond.
De mannetjes zijn slank gebouwd en dragen 2 paar lichtbruine vleugels.
De grijs-bruine wijfjes zijn kort, dik en voorzien van krachtige poten.
Zij dragen korte misvormde vleugels, en lijken hierdoor eerder op een spin dan op een vlinder.
Doordat zij niet kunnen vliegen, klimmen zij langs de stam naar de boomkruin.
Na de bevruchting worden de eitjes afgezet in groepjes op de twijgen en rond de botten, zeldzamer op de schors van dikkere takken.
Het is vooral hier dat men duidelijk kan waarnemen dat het ei vooraf lichtgroen gekleurd is om na enkele dagen rood te verkleuren.
De wijfjes zijn zeer vruchtbaar, zij kunnen elk 200 tot 300 eitjes leggen.
Ch. brumata is een nachtvlinder d.w.z. dat hij vooral actief is bij avond en gedurende de nacht. Het is evenwel geen uitzondering in de loop van de dag vlinder-wijfjes op de stammen aan te treffen.
De mannetjes zijn bij dag vrij gemakkelijk te vinden onder afgevallen bladeren.
De ontwikkeling van het eiembryo verloopt in de winter en eindigd in de lente. Wanneer de groei van de bomen herneemt,
komen de meeste rupsjes te voorschijn. Men stelde evenwel vast dat het uitlopen van de jonge larven uit het ei kan uitlopen tot rond eind april.
De rups is dan zo wat 1 mm. lang. Zij doorloopt vijf ontwikkelingsstadia. Haar kleur is bruinachtig tot groen met witte- tot geelachtige lengtelijnen op de rug.
De voortbeweging is zeer typisch zoals trouwens voor alle geometridae's. Behalve aan de drie borstringen (die elk 1 paar poten
dragen) komen er slechts 2 paar buikpoten voor die vastzitten aan de laatste achterlijfsringen. Op die manier worden de
buikpoten tot aan de borstpoten vooruitgeschoven waarbij het lichaam sterk gekromd wordt, zodat zij als het ware haar
weg afmeet en afspant, vandaar haar naam 'spanrups' of 'trekmade'.
Rond eind mei-begin april, is zij volwassen en bereikt dan een lengte van circa 25 mm.
Bij middel van een spinseldraad laat zij zich op de grond zakken. Zij boort zich in de bodem, spint een cocon, waar zij
verpopt, om in de herfst opnieuw als vlinder uit te komen.


parende wintervlinder

 

Invloed van de wintervlinder.

Het tijdstip van de hoofdvlucht verschilt van streek tot streek en is afhankelijk van het weer. Zij begint normaal ongeveer
acht dagen na het uitkomen van de eerste vlinders, en duurt zowat een paar weken. Door vorst en regenweer wordt de hoofdvlucht vertraagd.
De hoofdvlucht begint doorgaans in de eerste helft van november.
De eerste vlinders kunnen reeds uitkomen in de tweede helft van oktober. Laattijdig uitkomende vlinders kan men waarnemen
tot in december, ja zelfs nog in januari en later.
De vlinders kunnen aan een temperatuur van -9°C.weerstaan, maar dan zouden slechts half zoveel
eitjes afgelegd worden, waarbij veel onbevruchte. Op -20°C sterven de wijfjes en de mannetjes.
De eitjes zelf kunnen aan zeer lage temperaturen weerstaan. Zelfs -21°C.

 

Schade

Pasgeboren rupsjes boren zich in de botten en vreten deze uit juist zoals de bladrollers dit doen. Verder verwoesten zij
bloemknoppen en bloesems. Ook de jongen bladeren blijven niet gespaard; hierin worden grote brede gaten gevreten.
Bladpakjes en bloesems worden met een los spinsel samengesponnen.
Later tasten de grotere rupsen ook de vruchten aan. De schil wordt oppervlakkig afgeknaagd waardor de vrucht later misvormt.
Bij kers en appel bv. worden de vruchtjes vaak totaal doorboord. Het is vooral tijdens het laatste larvestadium dat de rups
het meeste voedsel opneemt en derhalve ook de meeste schade verricht.
De wintervlinder is de schadelijkste, zo niet dan toch een van de schadelijkste vlindersoorten van onze fruitbomen.
In verwaarloosde boomgaarden kunnen bij massa-aantasting de boomkruinen totaal kaalvreten . De wintervlinderrups leeft
op alle fruitsoorten. Aan appel en kers wordt echter de voorkeur gegeven, terwijl perzikbomen zelden aangetast worden. ook
op bessenstruiken kan men dit insect aantreffen.

Maatregelen:

Natuurlijke vijanden zoals insectenetende vogels, sluipwespen, roofwantsen, ··· bevorderen.
kippen onder de bomen laten lopen.
Begin oktober lijmbanden aanbrengen om de klimmende vrouwtjes te vangen, de lijmbanden wegdoen eind januari.

Terug